Een blik op pistolen die in beslag zijn genomen van verdachten, in Istanbul, Turkije, 2 nov. 2021

In een aanklacht tegen acht Russische onderdanen wordt gevraagd om gevangenisstraffen tot 33 jaar voor verdachten die worden beschuldigd van pogingen tot moord op Tsjetsjeense dissidenten in Turkije.

De verdachten werden in oktober vorig jaar tijdens een operatie van de Nationale Inlichtingenorganisatie (MIT) in Istanbul opgepakt.

Een 25 pagina’s tellende aanklacht van het bureau voor terrorismebestrijding van de hoofdaanklager van Istanbul wacht nu op goedkeuring door het Hoge Strafhof.

De gevangenisstraffen houden verband met beschuldigingen van politieke of militaire spionage, overtreding van de vuurwapenwetgeving en vervalsing van officiële documenten.

De verdachten worden beschuldigd van een complot om een Tsjetsjeense dissident, met de codenaam “Abdulhakim”, die in Turkije woont, te vermoorden.

Zij zouden hebben gehandeld in opdracht van Adam Delimkhanov, een wetgever van de Russische Doema en een neef van de Tsjetsjeense leider Ramzan Kadyrov, en Kazbek Dukuzov.

Adam Delimkhanov en Ramzan Kadyrov

B.R. is de hoofdverdachte in de zaak en wordt ervan beschuldigd leiding te geven aan het netwerk van spionnen die voor Delimkhanov werken.

Delimkhanovs naam werd in verband gebracht met moorden op de Tsjetsjeense dissidenten Umar Israilov en Sulim Yamadaev in 2009 in Wenen en Dubai, waarbij Interpol een arrestatiebevel tegen de wetgever uitvaardigde na de moord op Yamadaev in Dubai.

Volgens de aanklacht trad Dukuzov op als “aannemer” voor Delimkhanov, die mensen rekruteerde om Tsjetsjeense dissidenten te vermoorden.

Tsjetsjeense dissidenten in Turkije, die in het verleden het doelwit zijn geweest van soortgelijke moordpogingen, hadden een Telegramkanaal opgezet om met elkaar te communiceren tegen mogelijke verdachten die erop uit waren gestuurd om hen uit de weg te ruimen.

Het kanaal werd ook in de gaten gehouden door het MIT, dat ook toezicht hield op B.R., een naam die door de dissidenten was ontcijferd.

Volgens de aanklacht werden bij een huiszoeking in de woning van de verdachten drie pistolen, een geluiddemper, een grote voorraad munitie en nummerplaten gevonden.

Een van de pistolen werd gevonden in een geheim gedeelte van het huis van de verdachte. In de tenlastelegging staat ook dat de verdachten de pistolen hebben gekocht van A.A., een verdachte die is veroordeeld voor lidmaatschap van Daesh en betrokken is bij wapensmokkel.

Uit een doorzoeking van digitaal bewijsmateriaal dat van de verdachten was verkregen, bleek ook dat zij beschikten over een groot aantal foto’s van Tsjetsjeense dissidenten die in het geheim door de verdachten waren genomen, samen met paspoortgegevens.

In de aanklacht staat dat de verdachten “van plan waren de door hen verzamelde informatie door te geven aan een buitenlandse staat of inlichtingendienst”.

Bron: Sabah