Op 1 oktober verklaarde president Recep Tayyip Erdogan dat de Turkse regering niet het plan heeft om de limiet waarop een president rechtstreeks verkozen is te verlagen tot 40% van de stemmen.

Hij vertelde aan reporters: “We zouden het nieuwe systeem voor kunnen stellen aan het parlement. Een meerderheid van onze mensen stemde ervoor, maar wij brengen het toch niet ter stemming omdat dit politiek niet helemaal juist is. Het is niet onze taak om dit aan het parlement voor te leggen, maar de taak van de oppositie.”

Erdogan is wel bereid om over dit voorstel in discussie te treden met de oppositie. Hij zei wel dat een debat over dit voorstel niet fatsoenlijk zou zijn, omdat het Turkse volk serieuze politici wil hebben. Bovendien duurt het nog lang voor de verkiezingen in 2023, aldus de president. Ook parlementsvoorzitter Mustafa Şentop vind dat de limiet op minimum 50% moet blijven.

 

Het voorstel kwam van voormalig minister Faruk Çelik. Hij suggereerde om de limiet naar 40% de brengen. Dit zou betekenen dat een presidentskandidaat in de eerste stemronde minstens 40% zou mogen halen om zonder verdere rondes verkozen te zijn.

In april 2017 stemde het Turkse volk ervoor om het parlementaire systeem om te vormen naar een presidentieel systeem. Het is nu meer dan een jaar geleden dat Erdogan als president werd ingezworen. Hij kreeg meer bevoegdheden dan zijn voorgangers. De invoering van het presidentiële systeem is de grootste herziening van het Turkse bestuur in bijna een eeuw, toen de Turkse republiek werd opgericht op de as van het Ottomaanse rijk.

De functie van eerste minister werd afgeschaft. De president kan nu zelf een kabinet vormen en kan zonder goedkeuring van het parlement ministeries reguleren of ambtenaren ontslaan, maar de president heeft minstens 50% van de stemmen nodig om verkozen te geraken. Dat heeft de regerende Partij voor Rechtvaardigheid en Ontwikkeling gedwongen om een coalitie te vormen om zo aan 50% + 1 stem te komen.

Bij de lokale verkiezingen van 31 maart haalde de alliantie tussen de AKP en de Partij voor Nationalistische Beweging (MHP) in totaal 51,64% van de stemmen. Een coalitie van oppositiepartijen behaalde 37,55%.

Na het verlies van de AKP in een aantal grote gemeenten werd verwacht dat er wijzigingen zouden komen in het kabinet van Erdogan en dat de partijstructuur van de AKP zou veranderen, maar Erdoğan heeft ontkend dat dat zou gebeuren. “Er komen geen wijzigingen binnen de Turkse regering. Daar is nu geen sprake van”, zei hij.

Erdogan heeft zijn eerste presidentiële kabinet gevormd na de algemene verkiezingen in juni 2018, maar de vraag blijft of dit kabinet in de toekomst gewijzigd zal worden.

Bron: Hürriyet