Fatma Taspinar

VRT-journaliste Fatma Taspinar (38) heeft een heftig jaar achter de rug. Professioneel gaat het haar voor de wind, maar de dood van Ward Verrijcken, haar beste vriend, was moeilijk voor haar.

“Het moeilijke is dat ik altijd moet zwijgen.”

Het zijn drukke weken geweest voor Fatma Taspinar. Ze versloeg de zaak-Jürgen Conings, en heeft net een stevige weekenddienst als nieuwsanker achter de rug.

“Ik wil altijd alles, ik kan mezelf niet temperen. Ik krijg al die kansen en wil ze grijpen. Het is een kwestie van mijn grenzen te bewaken.”

Haar telefoon piept: nieuws blijft binnenlopen, sommige berichten doen haar zuchten. Nog voor ons recordertje aanstaat, heeft de VRT-journaliste al over drie onderwerpen haar licht laten schijnen.

Haar wantrouwen is niet ongegrond. De kritiek op sociale media is genadeloos geworden. In april tweette ze: “Ik heb gisteren voor het eerst Het journaal van 19 uur gepresenteerd. Ik ben blij dat dat normaal is. Voor iemand die Fatma Taspinar heet. En ik ben blij dat de ­enige discussie achteraf was dat mijn haar te kort is. Of te truttig. Maar niet mijn roots.” Ze schrok van de reacties.

“Er waren veel positieve, maar meer dan de helft van de mensen vroeg zich af wat mijn probleem was, ze vonden me een aandachtshoer. Ofwel moet ik een dikker vel kweken ofwel niet meer tweeten, dacht ik. Op den duur ga je ­jezelf censureren en durf je niets meer te zeggen.”

Ze was nochtans alleen maar blij ­geweest die avond, en dankbaar dat ze op de plek van een icoon als Martine Tanghe mocht zitten.

“Ik wilde helemaal niet zeuren. Met een kwinkslag wilde ik een klein vlagje planten: voor het eerst presenteert iemand met andere roots Het journaal van 19 uur. Niet meer en niet minder. Ik ben niet radicaal, mijn mening is niet zo ­relevant. Maar voor jonge mensen met een andere achtergrond wilde ik even zeggen: kijk, het kan wel, laat je niet ­tegenhouden.”

Voelt u de haat op sociale media vaak?

“Zolang ik geen delicate onderwerpen aanraak, is er geen probleem. Ik krijg geen blind racisme over me heen. Ik ben even Turkije-verslaggever ­geweest. Dan werd er gezegd, ook door politici, dat ik met mijn Turkse achtergrond niet objectief kon zijn over het land. Dat is een belediging, ik ben een journalist, ik kan best neutraal naar een situatie kijken.”

“Het gebeurt vaker. Als ik termen als ‘vermoedelijke’ daders in de mond neem, of hun herkomst niet meegeef, linken sommigen dat meteen aan mijn achtergrond. Ah, de verdachten zullen wel weer een kleurtje hebben en je neemt hen in bescherming, verwijten ze me dan. Ik zeur daar niet over, maar soms loopt het uit de hand. Na die tweet over het 19 uur-­journaal heeft Johan Sanctorum een open brief geschreven. Hij vond dat ik koketteerde met mijn achtergrond. Ik koketteer daar helemaal niet mee, maar het ís wel mijn achtergrond. Het moeilijke is dat ik eigenlijk geen weerwerk kan bieden, want dat hoort niet voor een journalist van de openbare omroep.”

Je verloor de voorbije jaren twee vrienden: radio­presentator Christophe Lambrecht stierf in 2019, filmjournalist Ward ­Verrijcken vorig jaar.

Ward ­Verrijcken

“Christophe is op een zondag gestorven, op de dag dat het lichaam van Julie Van Espen gevonden werd. Ik was aan het werk, het was heel druk. Plots kreeg ik een pushbericht van VTM waarin stond dat Christophe gestorven was. Veel van zijn vrienden hebben zijn dood zo moeten vernemen. Het was een shock. Ik zocht meteen naar fouten in dat bericht: zijn naam is toch anders geschreven of hij is toch nog jonger.”

(stil) “Ook toen Ward stierf, was ik aan het werk. Ward was mijn allerbeste vriend. Er was zijn partner Frank en daarna kwam ik in zijn ‘inner circle’, zo dicht stond ik bij hem. Op zijn begrafenis mocht er door corona niet veel volk zijn. Ik was de enige van het werk die er was. Voor Ward heb ik zo veel mogelijk gedaan. Ik heb hem overladen met liefde. Voor sommige mensen is dat niet genoeg – dat heeft met de chemie in je hersenen te maken. Ik heb geen schuldgevoel. Ik mis Ward vooral heel, heel erg. Corona heeft zijn dood onwezenlijk gemaakt. Ik ben die zondag gaan werken, omdat ik zijn afscheid zelf in beeld wou brengen. Dat kon ik niet aan iemand anders laten. Het was mijn verdriet en ik wou dat bij mij houden. Dat nieuwsitem over zijn dood was een eerbetoon.”

Je hebt een broer en een zus die begraven zijn in Turkije. Op je 9de stierf een klasgenootje. Kan je daardoor beter omgaan met de dood?

‘Nee. Ik denk ook niet dat dat kan. Je moet het gewoon aanvaarden. Mijn oudste broer en zus zijn in Turkije gestorven, allebei toen ze vier maanden oud waren. Niet samen, na elkaar. Het gezondheids­systeem daar was niet te vergelijken met dat van ons. Als je op een plek woont waar kinderen vaak sterven, is het verdriet anders. De aanvaarding is anders. Mijn moeder weet niet eens waar mijn broertje en zusje ­begraven liggen. In zo’n context wordt de dood deel van het leven.”

Je moeder draagt een hoofddoek. Hoe sta je tegenover het almaar terug­kerende debat?

“Oh, moet die hoofddoek echt in dit interview? Ik kan alleen maar hopen dat iedereen die er een draagt, dat uit vrije wil doet. Bij mijn moeder is dat zo, want ze is veel geloviger dan mijn vader. Voor hem hoeft het niet. Voor mij heeft een hoofddoek een mooie connotatie, hij is verbonden aan mijn moeder. Als ik vrouwen met een hoofddoek zie, denk ik aan mijn moeder. Ik denk niet aan onderdrukking, ik denk aan warmte.”

Je hebt je nooit uit je lood laten slaan door je afkomst. Nooit gedacht: het had heel anders kunnen lopen?

“Nee, zo denk ik niet. Maar ik draag wel beide identiteiten in me. Ik ben traditioneel opgevoed. Daardoor heb ik andere reflexen dan jij. Dat is een deel van mij. Ik heb Turkse humor, ik spreek Turks en kan Arabisch lezen. En toch ben ik perfect geïntegreerd. Soms lijkt het alsof ik dat Turkse deel moet verloochenen om te tonen dat ik echt van hier ben. Ik ben Fatma uit Lier, vooral. Maar er zit een diverse kant aan mij, dat is een verrijking.”

Bron: Belgische media