Tijdens pogingen een geneesmiddel voor de reuma van zijn vader te vinden, maakte scheikundige Felix Hoffmann aspirine. De pijnstiller was een doorslaand succes en is nog altijd een van de meest gebruikte medicijnen ter wereld.

Al duizenden jaren kennen plantkundigen een effectief geneesmiddel tegen hoofdpijn. Van de oude Egyptenaren tot de indianen, al deze natuurgenezers wisten dat het drinken van water dat is gekookt met een stuk wilgenbast erin een pijnstillende uitwerking heeft. Al rond 400 v.C. schreef de befaamde Griekse art Hippocrates wilgenextract voor als koortswerend middel (antipyreticum) en als pijnstiller. Het geneesmiddel had echter één probleem: het smaakte zeer bitter, en diegenen die het in wisten te nemen, kregen last van zware misselijkheid en ontstekingen van de maagwand.

Het werkt, maar hoe?

Asperine werkte, zoveel was wel duidelijk, maar lange tijd wist niemand precies hoe. Pas aan het begin van de jaren ’70 beschreef de Britse farmacoloog John Robert Vane van het Royal College of Surgeons in Londen het precieze effect van asperine op het menselijk lichaam. Vane ontdekte dat ASZ de productie van prostaglandinen in het menselijke lichaam emt. Deze chemische stoffen hebben verschillende functie. Ze zijn betrokken bij de ontwikkeling van koorts, pijn en onstekingen, ze reguleren het uitzetten en samentrekken van bloedvaten en beïnvloeden de beweging van bloedplaatjes. Sinds de ontdekking van Vane wordt ASZ tegenwoordig ook in kleine doses toegediend ter voorkoming van hartaanvallen en beroertes.

Asperine, een succesverhaal (de recordpil)

In 1950 werd asperine in het Guinness Book of Records vermeld als meest verkochte medicijn ter wereld. Bayer produceerde het tienmiljardste aspirientje op 15 september 2000 in de fabriek in het Duitse Bitterfeld. Tegenwoordig wordt wereldwijd meer dan 4 000 ton acetylsalicylzuur per jaar ingenomen.