Syrische kinderen krijgen les van Syrische docenten op een school in Gaziantep, na afloop van de reguliere lessen aan Turkse kinderen. Foto Cigdem Yuksel

Het is half vier ’s middags, maar voor de Syrische Dua is de schooldag pas net begonnen. Als de Turkse kinderen het gebouw in de buitenwijk van Gaziantep om half drie hebben verlaten, zijn de lokalen tot half zeven ter beschikking van 450 Syrische kinderen en hun leraren.

Dat dubbel gebruik van gebouwen is een van de improvisatiemaatregelen die ngo’s en de Turkse overheid hebben bedacht om, ondanks alles, toch onderwijs te verzorgen voor de minstens 100 duizend Syrische vluchtelingenkinderen die zijn neergestreken in deze Oost-Turkse stad, op een uurtje rijden van de Syrische grens.

Maandag is de eerste VN-top voor humanitaire hulp begonnen, waar wereldleiders bijeenkomen om nieuwe strategieën te bepalen voor hulpverlening bij internationale crises. Het is geen toeval dat die top plaatsvindt in Istanboel.

Turkije is tegenwoordig hulpverleningsexpert tegen wil en dank, met naar schatting 3 miljoen Syriërs die de oorlog zijn ontvlucht.

Gaziantep, een stad van 1,5 miljoen inwoners, heeft er de afgelopen jaren een half miljoen Syriërs bij gekregen. Dat is ongeveer alsof heel Eindhoven plots zou besluiten te verkassen naar Amsterdam. Hoe voorzie je zo veel nieuwe bewoners van gezondheidszorg, huisvesting en onderwijs? 

Onderwijs

Een van zijn lastigste leerlingen is Omar (6), een soort Syrische Ciske de Rat, met een brutale grijns en vuile strepen in zijn gezicht. ‘Ik vind school verschrikkelijk’, roept Omar, terwijl hij demonstratief zijn armen voor zijn gezicht kruist. ‘Maar als ik niet naar school ga, krijg ik thuis klappen. Alleen daarom zit ik hier.’

Hij hoort nu bij de ongeveer 30 procent van de Syrische kinderen in Turkije die onderwijs krijgt. Vele anderen werken in textielfabrieken, de landbouw of bedelen op straat, om het inkomen van hun familie op te krikken. Het zijn vooral jongetjes die door hun ouders aan het werk worden gezet –werkende vrouwen zijn in de conservatieve Syrische gemeenschap taboe. ‘In de hoogste klassen heb ik daarom bijna uitsluitend meisjes’, zegt Sakir. ‘De jongetjes moeten geld verdienen voor hun familie.’ En sommige kinderen weten het te combineren, vertelt de directeur. ‘Mohammed is een jongen van 12.Hij komt altijd twee uur te laat binnen, omdat hij overdag eerst moet werken in een schoenenfabriek. Mustafa werkt ’s ochtends samen met zijn vader in een garage.’

Cadeautjes

Sakir en zijn leraren doen er alles aan om de kinderen toch op school te houden. Meester Ahmed brengt kleine cadeautjes en snoep mee als beloning.Of de leraren betalen uit eigen zak de kosten voor de schoolbus, voor ouders die zelfs die 10 euro per maand niet kunnen missen. Sakir: ‘Dan roken wij maar twee pakjes sigaretten minder die maand.’

De Volkskrant